Voor de operatie
Voorbereiding
Voor de behandeling komt u op het Opnameplein, het doel hiervan is om een compleet beeld te krijgen van uw gezondheid.
- De apothekersassistent neemt uw medicijngebruik met u door.
- De spreekuurassistent van de anesthesioloog geeft u voorlichting over de operatie en meet onder andere uw bloeddruk.
- De anesthesioloog bespreekt met u hoe u wordt verdoofd tijdens de operatie en doet lichamelijk onderzoek. De anesthesioloog schat in welke risico’s aan de behandeling en de anesthesievorm zijn verbonden en hoe deze risico’s voor u kunnen worden beperkt. Als het nodig is wordt er aanvullend onderzoek aangevraagd, zoals bloedprikken of een hartfilmpje. Bij de anesthesioloog hoort u welke medicijnen u op de dag van de operatie nog mag innemen en welke u moet stoppen (zoals antistollingsmiddelen). Het is belangrijk dat u zich aan de voorschriften van de anesthesioloog en de operateur houdt.
- De intakeverpleegkundige neemt een vragenlijst over uw gezondheid met u door en informeert u over de voorbereidingen op de operatie.
Opname
U wordt op de dag van de operatie opgenomen. U moet nuchter zijn. Dat betekent dat u niets mag hebben gegeten en gedronken. Houdt u zich aan de voorschriften van de anesthesioloog. Een verpleegkundige brengt u naar uw kamer, neemt eventuele bijzonderheden met u door en beantwoordt uw vragen. De opname duurt meestal twee dagen.
Verdoving
Voor de ingreep krijgt u een verdoving. Er zijn drie soorten verdoving mogelijk:
- Algehele verdoving (narcose). Hiervoor krijgt u een infuus in uw arm, waardoor het slaapmiddel wordt toegediend.
- Plaatselijke verdoving door middel van een ruggenprik. Alleen uw onderlichaam wordt verdoofd.
- Een combinatie van plaatselijke verdoving met een kortwerkend slaapmiddel dat u via een infuus in uw arm krijgt toegediend.
In overleg met u en de anesthesioloog bepalen we welke verdoving voor u geschikt is.