Aandoening, behandeling en onderzoek
Patiënte met arts en verpleegkundige in behandelkamer

Verdoving van de arm of de hand

U ondergaat binnenkort een behandeling aan uw arm of hand. In overleg met de anesthesioloog of tijdens de preoperatieve screening heeft u besloten dat de de behandeling onder plaatselijke verdoving gebeurt.

Voorbereiding 

De plaatselijke verdoving van de arm of hand wordt soms gecombineerd met een algehele verdoving. In verband hiermee is het erg belangrijk dat u voor de operatie nuchter bent. Dit betekent dat uw maag leeg moet zijn op de dag van de operatie. 

Heeft u voor de operatie pijnklachten die uitstralen naar de arm of hand, of heeft u onderliggende aandoeningen van zenuwen, dan kan van deze methode worden afgeweken. Ook kan dit tot gevolg hebben dat u niet in dagbehandeling geholpen kan worden.

Voorbereiding in het ziekenhuis 

In de voorbereidingsruimte krijgt u een infuus in een bloedvat van de hand of onderarm. Hierdoor kan zo nodig vocht of medicatie worden toegediend. Op de borst krijgt u drie tot vijf stickers voor de hartbewaking. U krijgt een bloeddrukband om de bovenarm en een knijpertje op de vinger om het zuurstofgehalte in het bloed te bewaken.

Het toedienen van de verdoving 

De arm of hand wordt verdoofd met een prikje in de oksel of boven het sleutelbeen. De anesthesioloog zoekt door middel van een echoapparaat en een naald, die verbonden is met een zeer zwakke elektrische stimulator,de juiste zenuw op. Door de huid heen prikken is even gevoelig. Als u een trilling in de arm voelt, is de zenuw gevonden en wordt de verdoving ingespoten.

Binnen twintig minuten voelen arm en hand verdoofd aan. Afhankelijk van het verdovingsmiddel kan dit 3 tot 24 uur duren. Gedurende de verdoving kan de arm niet worden gebruikt en is een mitella noodzakelijk om ervoor te zorgen dat u er niet op gaat liggen.
Een enkele keer is er sprake van een onvoldoende hoge verdoving of zelfs een te hoge verdoving. In dat geval wordt alsnog overgegaan tot het toedienen van algehele narcose.

Tijdens de operatie 

Tijdens de operatie kan - in overleg met de anesthesioloog en operateur - een rustgevend middel toegediend worden. De anesthesioloog of de anesthesie-assistent blijft tijdens de operatie aanwezig. Hij controleert onder andere uw hartslag, bloeddruk en ademhaling. Na de operatie worden de controles voortgezet op de uitslaapkamer. Zodra u goed wakker bent, en hartslag, bloeddruk en ademhaling stabiel zijn, kunt u terug naar de afdeling.

Bijwerkingen en complicaties 

Er is een zeer kleine kans op een klaplong. Dit is een vervelende maar zeldzame complicatie die geneest zonder restverschijnselen.
Er bestaat een hele kleine kans dat u na de operatie last heeft van uitstralende pijn in de vingers, hand of bovenarm. Dit wordt transient neurologic pain genoemd. Het komt door tijdelijke schade/irritatie van de zenuwen die naar de arm en of hand lopen. Transient neurologic pain kan meerdere oorzaken hebben. Het kan zijn dat uw onderliggende aandoening de oorzaak is (of de daarbij vooraf opgelopen schade), de operatie zelf, de ligging tijdens de operatie (rek op de zenuw), de verdovingsprik of een combinatie hiervan.

Opmerking 

Rijnstate is een opleidingsziekenhuis. U zult daarom zowel anesthesiologen als anesthesiologen in opleiding tegenkomen. Ook kan het voorkomen dat degene die de verdoving toedient een ander is dan degene die u tijdens het Pre Operatieve Spreekuur (POS) gesproken heeft.

Vragen 

Met vragen over de verdoving kunt u terecht bij de medewerkers van de Preoperatieve Screening, telefoonnummer 088 – 005 6172. Met vragen over de operatie kunt u contact opnemen met uw specialist.

Sluiten

Welke informatie wilt u downloaden?

De pagina die u nu bekijkt, is automatisch aangevinkt om te downloaden. Ziet u hieronder nog meer pagina’s staan? Dan kunt u zelf aanvinken welke pagina’s u wilt toevoegen.

De huidige pagina

Lettergrootte PDF
Deel PDF via: