Sondevoeding thuis
Uw kind mag na een verblijf in het ziekenhuis naar huis, maar heeft nog sondevoeding thuis nodig. Hier leest u meer over het geven van sondevoeding.
Na een periode in het Kindercentrum van Rijnstate komt er voor u een nieuwe periode in zicht. Een periode waarin uw kind geen verpleegkundige en medische zorg meer nodig heeft en naar huis mag. Zolang uw kind niet in staat is om zelf voldoende voeding tot zich te nemen, is sondevoeding thuis nodig. Uw kind zal al van een sonde gebruik maken. Als u naar huis gaat, wordt het specialistisch team van de thuiszorg ingeschakeld.
Voordelen sondevoeding thuis
- Uw kind is thuis en dat geeft meer rust voor uw kind en voor u.
- Thuis is een veiliger omgeving voor uw kind dan het ziekenhuis. In een ziekenhuis loopt uw kind helaas de kans dat het onbedoeld een infectie oploopt.
- Thuis kunt u beter inspelen op de dagelijkse structuur van het gezin.
- Uw kind voelt zich thuis veiliger dan in het ziekenhuis en zal zich daardoor beter voelen.
Veilig en verantwoord sondevoeding leren geven
Het inbrengen van een maagsonde en het geven van sondevoeding is een voorbehouden handeling. Dit betekent dat deze handeling in principe alleen door deskundigen - zoals een verpleegkundige - mag worden uitgevoerd. Maar: de verpleegkundige mag deze handeling aan u overdragen. Zij moet u dan wel een goede instructie geven.
Om de kwaliteit van de patiëntenzorg te bewaken zijn verschillende wetten van kracht. Een van deze wetten is de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG). Deze wet beschrijft dat het bieden van zorg aan patiënten in principe vrij is. Deze vrijheid geldt echter niet voor alles. Bepaalde handelingen kunnen risico’s voor de patiënt opleveren als ze ondeskundig worden uitgevoerd. Deze handelingen worden ‘voorbehouden handelingen’ genoemd. Het geven van sondevoeding is zo’n voorbehouden handeling.
Nu uw kind naar huis gaat, zal de arts u vragen om in de thuissituatie zelf sondevoeding toe te dienen aan uw kind. De verpleegkundige zal u uitleggen hoe u dit doet. Als u deze instructie hebt gekregen, bent u bevoegd om de sondevoeding zelfstandig toe te dienen.
U traint aan de hand van de checklist die afgetekend wordt als u heeft laten zien dat u het goed genoeg kunt. De checklist komt in het dossier van uw kind. Wij vragen u daarom om deze informatie steeds bij de hand te hebben.
Checklist:
De punten die bij het volgen van de checklist aan bod komen zijn:
- het controleren van de sonde
- het geven van sondevoeding
- het leren inbrengen van een sonde
- het fixeren van een sonde
- het verwijderen van een sonde
- het bereiden van sondevoeding
- het toedienen van medicatie
- het verzorgen van de neus en mond.
Inbrengen van de sonde
Als u het prettig vindt, mag u zelf leren om een sonde in te brengen. U mag dit ook overlaten aan het specialistisch team. Een medewerker van dit team komt dan thuis een sonde inbrengen.
Het inbrengen van een sonde is voor de meeste kinderen een vervelende ervaring. Soms is het handig/nodig om dit samen te doen. De een kan het kind dan vasthouden en troosten, terwijl de ander de sonde inbrengt.
Instructie
- Breng de sonde in, bij voorkeur in een lege maag. Dit om braken te voorkomen.
- Vertel uw kind wat u gaat doen en dat het vervelend kan zijn.
- Was uw handen.
- Leg het volgende klaar:
- pleisters (van te voren knippen)
- spuitje van 10 of 20 ml
- een sonde (juiste lengte en dikte)
- bij oudere kinderen een glas water
- bij jongere kinderen fopspeen
- pH-strips
- watervaste stift
- bekkentje/bakje om ph-strip na gebruik in te leggen
- Bepaal hoe lang de sonde moet zijn. De sonde moet ongeveer in het midden van de maag liggen. Als de sonde te diep of niet diep genoeg wordt ingebracht, bestaat de kans op spugen of verslikken.
- Sonde afmeten: dit kan op twee manieren.
- Eerste manier: bepaal de lichaamslengte en lees de in te brengen lengte van de sonde af in de tabel (zie praktijkkaart).
- Tweede manier: van neuspunt tot oorlel, naar halverwege uiteinde borstbeen en navel= NEM: Nose- Earlobe- Mid Xiphoid/ Umbilicus. Teken de positie af met watervaste stift (2 cm verder dan meetpunt NEM. Dit is nodig vanwege de gaatjes die in de laatste 2cm van de top van de sonde zitten).
- Maak de sonde nat met water. De sonde wordt hierdoor soepeler en gemakkelijker in te brengen.
- Het inbrengen van de sonde gaat als volgt:
- Leg uw kind neer of neem hem/haar op schoot (een kind vanaf ongeveer drie jaar eventueel laten zitten).
- Breng de sonde langzaam in via de neus.
- Probeer uw kind te laten slikken, eventueel met een slokje water of door in zijn/haar gezicht te blazen of door op een fopspeen te laten sabbelen. Op het moment dat uw kind slikt, schuift u de sonde door. Als uw kind ligt terwijl u de sonde inbrengt, kunt u het hoofd van uw kind iets naar voren buigen.
- Plak de sonde als volgt vast:
Plak een stukje DuoDerm op de wang, leg de sonde hier op en bevestig de sonde met een stukje Fixomull. - Verwijder zo nodig de voerdraad.
- Controleer met de pH-stick of de sonde goed zit. Als de controle niet lukt, kunt u uw kind op de zij leggen en nogmaals de sonde controleren met de pH-stick. Lukt dit ook niet, verwijder dan de sonde en breng deze opnieuw in.
- Gebruik afwisselend het linker en het rechter neusgat bij het opnieuw inbrengen van de sonde. Dit om irritatie van de neusgaten te voorkomen.
Aandachtspunten bij inbrengen van de sonde
Bij het inbrengen van de sonde kan deze in de luchtpijp terecht komen. Het kind kan gaan hoesten en verkleuren. Dit houdt op als de sonde direct verwijderd wordt. Geef geen druk als u weerstand voelt, maar schuif de sonde iets terug en probeer het opnieuw.
Het fixeren van een sonde
Wij leren u om de sonde op een veilige wijze te fixeren. U krijgt thuis hetzelfde fixatiemateriaal als wij op de afdeling gebruiken.
Belangrijk is dat uw altijd controleert of de sonde goed gefixeerd is en dit aanpast als dit niet meer het geval is. Dit om te voorkomen dat uw kind onbedoeld zelf de sonde verwijdert.
Verwisselen van de sonde
De sonde wordt één keer per twee weken van neusgat gewisseld. Om de vier weken krijgt uw kind een nieuwe sonde. Vlak voor het ontslag van uw kind, vindt de sondewissel nog één keer plaats.
Verwijderen van de sonde
Soms kan er reden zijn om de sonde te verwijderen. Bijvoorbeeld wanneer de positie ervan niet juist is. Of wanneer de sonde verwisseld moet worden.
Instructie
- Plakmateriaal (Fixomull) rustig van de DuoDerm losmaken.
- Bij het verwijderen van de sonde moet deze worden dichtgeknepen. Een restje voeding, dat eventueel nog in de sonde aanwezig is, kan anders in de keel terecht komen. Zorg er ook voor dat het dopje aan het eind van de sonde is afgesloten.
- Sonde snel verwijderen.
- Zo nodig plakresten verwijderen. Rol de DuoDerm er rustig af, waarbij u op de vrijkomende huid voorzichtig druk met uw vinger geeft.
Het controleren van de sonde
Iedere keer dat uw kind sondevoeding krijgt, is het nodig dat u of de verpleegkundige controleert of de positie van de sonde juist is. Dit is nodig voor de veiligheid van uw kind. Ter hoogte van het neusgat is op de sonde een markering met een watervaste stift aangebracht. Deze moet zichtbaar zijn.
Bij twijfel kunt u een beetje maaginhoud optrekken en dit op de pH-strip controleren. Op de pH-strip wordt de zuurtegraad zichtbaar en wordt er aangetoond of de maagsonde in de maag zit.
Instructie
- Spuit de sonde door met 1-2 ml lucht.
- Zuig met 50 ml spuit enkele druppels maaginhoud via sonde op.
- Als er geen vocht komt, legt u uw kind 5 minuten op de zij. Soms helpt het door nog water lucht in te spuiten.
- Laat enkele druppels maaginhoud op de pH-stick vallen.
- Binnen 30 seconden geeft de pH-stick de pH-waarde aan met een kleurcode.
- Een maaginhoud met een pH van 5,5 of lager (richting 1) is goed.
- Sondevoeding mag gegeven worden.
- pH 5,6 of hoger, 10 minuten wachten en handeling herhalen.
- Als de pH nog steeds 5,6 of meer is, wacht dan nog één uur.
- Is de pH na één uur nog te hoog? Verwijder dan de sonde en breng hem daarna opnieuw in. Reageert uw kind onrustig of gaat het hoesten of spugen, controleer dan nogmaals of de sonde goed zit. Als de controle niet lukt, verwijder dan de sonde en breng deze opnieuw in.
Het toedienen van de voeding
Alle dunne vloeibare voedingsmiddelen kunnen in principe door de sonde. Wat en hoeveel uw kind aan voeding nodig heeft, krijgt u van de diëtist of kinderarts te horen. Het geven van de voeding door de sonde vereist enige kennis en vaardigheden. De voeding kan op de volgende manieren worden toegediend: zelf toedienen met een spuit of door te ‘hevelen’ of via een voedingspomp.
Zelf toedienen van de voeding
- Vertel uw kind (ook peuters) wat u gaat doen en waarom.
- Was uw handen voor optimale hygiëne.
- Leg het volgende klaar
- sondevoeding op lichaamstemperatuur
- een spuit van 20 ml tot 50 ml afhankelijk van de hoeveelheid voeding.
- Maagsonde op positie controleren.
Is de markering op de sonde zichtbaar? Is de pleister op de wang goed gefixeerd? Inspecteer de mond. Is er geen opgekrulde sonde zichtbaar? Bij twijfel positie sonde pH van de maaginhoud bepalen. Als deze controle niet lukt, verwijder dan de sonde en breng deze opnieuw in (de sonde kan in de mond/keelholte of in de longen liggen). - Controleer de temperatuur van de voeding: een druppel voeding op de binnenkant van de pols moet lauwwarm aanvoelen. Als de temperatuur niet goed is, geeft dit een onprettig gevoel (de goede temperatuur ligt rond de 37°C).
- Neem uw kind zo mogelijk op schoot en geef het, net zoals bij een normale maaltijd, enige afleiding. Laat kleine kinderen eventueel meezuigen op een fopspeen. Zorg ervoor dat uw kind tijdens het geven van de voeding niet naar de sonde kan grijpen en deze onbedoeld kan verwijderen.
- U geeft de voeding door de stamper van de spuit langzaam in te drukken. Geef de voeding iets minder snel dan wanneer uw kind zelf eet of drinkt. Te snel gegeven voeding geeft kans op spugen en/of diarree. U kunt er ook voor kiezen om de voeding te ‘hevelen’. In dat geval haalt u de stamper uit de spuit en giet de voeding in de spuit. Door de zwaartekracht loopt de voeding langzaam in de maag. (= ongeveer gedurende 20 minuten). Vervolgens duwt u met behulp van de stamper de voeding aan.
- Let tijdens het geven van de voeding op de reacties van uw kind zoals misselijkheid, hoesten, zich niet lekker voelen. Stop met geven van de voeding zodra uw kind een van deze reacties vertoont en probeer na enige tijd het resterende deel te geven.
- Beëindig de voeding door de sonde met 1-5 ml lauw water of lucht na te spuiten. Dit voorkomt verstopping van de sonde door indroging van de oude voeding.
Toedienen via een voedingspomp
- Was uw handen.
- Maak de voeding warm (op kamertemperatuur).
- Vul het voedingssysteem.
- Maagsonde op positie controleren.
Is de markering op de sonde zichtbaar?
Is de pleister op de wang goed gefixeerd?
Inspecteer de mond. Is er geen opgekrulde sonde zichtbaar?
Bij twijfel positie sonde: pH van de maaginhoud bepalen. - Sluit het toedieningssysteem aan op de sonde.
- Stel de voedingspomp in op aantal ml per uur.
- Het is belangrijk om er tijdens het inlopen van de voeding alert op te zijn dat uw kind de maagsonde er niet uittrekt of verstrikt raakt in het toedieningssysteem.
- Spuit na toediening de maagsonde door met 1-5 ml water of lucht. De benodigde hoeveelheid verschilt per toedieningssysteem. U vindt de benodigde hoeveelheid op de verpakking van het toedieningssysteem.
- Sondevoedingssysteem opruimen volgens gebruiksaanwijzing.
Het bereiden en bewaren van de voeding
Er zijn kant-en-klare sondevoedingen in de handel. Let op: deze zijn niet voor alle kinderen geschikt. De behandelend kinderarts of diëtiste vertelt u welke sondevoeding het beste is voor uw kind. Bij het zelf bereiden van de voeding kunt u het beste meerdere porties tegelijk maken. Tenzij op de verpakking duidelijk vermeld staat dat dit niet kan. De voeding bewaart u achter in de koelkast in een afgesloten kan. De voeding is zo 24 uur houdbaar. Werk bij het bereiden zo hygiënisch mogelijk en zorg dat er geen klontjes in de voeding zitten. Door klontjes kan de maagsonde verstopt raken.
Kunstvoeding mag na bereiding of vloeibaar in de originele verpakking, afgesloten en gekoeld maximaal 24 uur bewaard worden.
Bij alle voedingen geldt een koelkast temperatuur van 4 tot 7°C. Wij adviseren om datum en tijd van opening op de verpakking aan te geven.
Het toedienen van medicijnen
Eventuele medicijnen kan uw kind in de meeste gevallen via de sonde toegediend krijgen. Vraag dit altijd even na bij de arts of verpleegkundige van uw kind. Medicijnen die de sonde kunnen verstoppen moeten extra worden verdund met water.
In het algemeen geldt:
- Poeders oplossen in lauw water.
- Drank hoeft niet vermengd te worden.
- Bij gebruik van tabletten altijd met de apotheker overleggen of deze vermalen mogen worden en geschikt zijn om door een sonde toe te dienen.
Instructie
- Leg vooraf klaar: een spuitje van 2 ml of 5 ml en de voorgeschreven medicijnen.
- Was uw handen.
- Meng de voorgeschreven medicijnen met zo nodig 2 tot 5 ml lauw water in het spuitje.
- Controleer de ligging van de sonde.
- Spuit voor het geven van de medicijnen de sonde door met water.
- Spuit de medicijnen door de sonde.
- Spuit de sonde na met 1-5 ml water direct nadat u de medicijnen heeft gegeven.
- Kijk tijdens de handeling naar de reactie van uw kind.
Sommige kinderen krijgen medicatie mee als ze naar huis gaan. Dit kunt u door de sonde geven. Is de sonde niet meer nodig, dan kunt u de medicatie in de wangholte geven of met behulp van een spuitje.
Het verzorgen van de neus en mond
Een sonde zorgt voor prikkeling van het neusslijmvlies, waardoor extra slijm (snot) wordt aangemaakt. De neus van uw kind kan hierdoor verstopt raken, wat het drinken moeilijker maakt. Ook omdat de sonde vastgeplakt zit en via de neusgaten naar binnen gaat, is extra verzorging van de neus noodzakelijk.
Voor kinderen die uitsluitend sondevoeding krijgen, is een goede mondverzorging belangrijk om ontstekingen en infecties te voorkomen. Een infectie die veel voorkomt, is spruw. Dit is te zien aan witte puntjes achter op de tong. Raadpleeg uw arts als u dit opmerkt. Infectie en/of ontstekingen kunnen ook ontstaan door verminderde speekselvorming en bij oudere kinderen ook door verminderde kauwfunctie.
Neusverzorging
- Verschoon de pleisters als ze vies zijn of los gaan.
- Reinig de neus van uw kind dagelijks met water en droog hem goed af.
- Gebruik indien nodig fysiologisch zout-neusdruppels of spray.
- Let erop dat de sonde vrij hangt van het neusgat. Drukt de sonde tegen de rand van het neusgat, dan kan dit irritatie veroorzaken.
Mondverzorging
De mond kan het beste op de volgende wijze worden gereinigd:
- Reinig met een wattenstokje of gaasje gedrenkt in water voorzichtig de binnenkant van de mond. Doe dit liefst drie keer per dag.
- Poets regelmatig de tanden.
- Spoel de mond regelmatig met water.
- Geef oudere kinderen regelmatig (suikervrije) kauwgum om de speekselproductie te bevorderen.
- Verzorg de lippen met Vaseline.
Rooming-in
Om de overstap naar huis (vlak voor het ontslag) nog iets makkelijker te maken, adviseren wij om één dag bij uw kind in te roomen. Tijdens deze dag verzorgt u uw kind net zoals u dit thuis zou doen. U geeft ook alle (sonde)voeding. Gedurende deze dag kijken wij als verpleging op de achtergrond mee en kunnen eventuele knelpunten met u bespreken.
Polikliniek
De kinderarts blijft uw kind op de poliklinische controles zien. In de periode dat uw kind nog een sonde gebruikt, blijft de arts aanspreekpunt bij medische problemen.
Voor praktische vragen over de sonde kunt u zich richten tot het specialistische team van de thuiszorg. Blijven er praktische problemen/vragen bestaan die het specialistisch team van de thuiszorg niet met u kan oplossen, neem dan contact op met het Kindercentrum, via 088 - 005 8919.
Polikliniek Kindergeneeskunde: 088 - 005 7782
Problemen/complicaties
In onderstaand overzicht vindt u een aantal problemen dat zich voor kan doen bij sondevoeding. Ook vindt u een mogelijke oplossing. Als zich bij uw kind een ander probleem voordoet of als u twijfelt over de oplossing, aarzel dan niet en neem contact op met het Kindercentrum, unit Kinderen.
PROBLEEM | OORZAAK | OPLOSSING |
Uw kind verkleurt | Maagsonde zit niet in de maag. | Direct stoppen met de sondevoeding en de maagsonde verwijderen en opnieuw in laten brengen. |
Spugen/verslikken |
De voeding wordt te snel toegediend.
|
Houd uw kind rechtop en stop met de sondevoeding.
|
Er wordt een te grote hoeveelheid gegeven. |
Laat controleren of er geen fout is gemaakt bij de bereiding of toediening. |
|
De voeding is te geconcentreerd. |
Laat controleren of er geen fout is gemaakt bij de bereiding of toediening. |
|
De maagsonde ligt niet goed. | De ligging laten controleren. | |
Voeding wil niet door de maagsonde |
De maagsonde zit verstopt door:
|
Controleer de voeding op klontjes. Probeer de sonde weer open te krijgen met een klein spuitje lauw water (3 tot 5 ml). Maak met de stamper van de spuit steeds trekkende en pompende bewegingen. Lukt het niet de sonde open te krijgen dan de maagsonde laten verwijderen en opnieuw in laten brengen. |
Irritatie van de neus | De maagsonde komt tegen de neuswand aan. |
De maagsonde op tijd laten verwisselen en telkens van neusgat wisselen. |
Irritatie van de mond-/ keelholte | Doordat uw kind minder of niet eet of drink, produceert het mondslijmvlies ook minder speeksel. Hierdoor kunnen er irritaties ontstaan. |
Bij zuigelingen: na het geven van de voeding het mondje schoonmaken met een gaasje gedrenkt in water. Smeer de lippen dun in met vaseline om uitdroging te voorkomen. |
Bij grotere kinderen:
|
||
Diarree | Een te grote hoeveelheid voeding per keer. Verkeerde samenstelling van de voeding. |
De hoeveelheid en samenstelling van de voeding laten controleren. |
Te snel toedienen van de sondevoeding. |
De snelheid van het toedienen aanpassen. |
|
Een te diep liggende maagsonde. |
De ligging van de sonde laten controleren. |
|
Praktijkkaart inbrengen neusmaagsonde
Tabel 2 Omrekentabel (in cm) kinderen ≤2 jaar+4 maanden
Lengte kind | Lengte sonde | Lengte kind | Lengte sonde | Lengte kind | Lengte sonde | Lengte kind | Lengte sonde | Lengte kind | Lengte sonde |
46 | 26,7 | 58 |
29,0 |
70 | 31,4 | 82 | 33,8 |
94 |
36,1 |
47 | 26,9 | 59 | 29,2 | 71 | 31,6 | 83 | 34,0 | 95 | 36,3 |
48 | 27,1 | 60 | 29,4 | 72 | 31,8 | 84 | 34,1 | 96 | 36,5 |
49 | 27,3 | 61 | 29,6 | 73 | 32,0 | 85 | 34,3 | 97 |
36,7 |
50 | 27,5 | 62 | 29,8 | 74 | 32,2 | 86 | 34,5 | 98 | 36,9 |
51 | 27,6 | 63 | 30,0 | 75 | 32,4 | 87 | 34,7 | 99 | 37,1 |
52 | 27,8 | 64 | 30,2 | 76 | 32,6 | 88 | 34,9 | 100 | 37,3 |
53 | 28,0 | 65 | 30,4 | 77 | 32,8 | 89 | 35,1 | 101 | 37,5 |
54 | 28,2 | 66 | 30,6 | 78 | 33,0 | 90 | 35,3 | 102 | 37,7 |
55 | 28,4 | 67 | 30,8 | 79 | 33,2 | 91 | 35,5 | 103 | 37,9 |
56 | 28,6 | 68 | 31,0 | 80 | 33,4 | 92 | 35,7 | 104 | 38,1 |
57 | 28,8 | 69 | 31,2 | 81 | 33,6 | 93 | 35,9 | 105 | 38,3 |
Tabel 3 Omrekentabel (in cm) kinderen 2jr+4mnd<lft≤8jr+4mnd
Lengte kind | Lengte sonde | Lengte kind | Lengte sonde | Lengte kind | Lengte sonde | Lengte kind | Lengte sonde | Lengte kind | Lengte sonde |
71 | 35,1 | 91 | 39,0 | 111 | 43,0 | 131 | 46,9 | 151 | 50,8 |
72 | 35,3 | 92 | 39,2 | 112 | 43,2 | 132 | 47,1 | 152 | 51,0 |
73 | 35,5 | 93 | 39,4 | 113 | 43,4 | 133 | 47,3 | 153 | 51,2 |
74 | 35,7 | 94 | 39,6 | 114 | 43,6 | 134 | 47,5 | 154 | 51,4 |
75 | 35,9 | 95 | 39,8 | 115 | 43,8 | 135 | 47,7 | 155 | 51,6 |
76 | 36,1 | 96 | 40,0 | 116 | 44,0 | 136 | 47,9 | 156 | 51,8 |
77 | 36,3 | 97 | 40,2 | 117 | 44,1 | 137 | 48,1 | 157 | 52,0 |
78 | 36,5 | 98 | 40,4 | 118 | 44,3 | 138 | 48,3 | 158 | 52,4 |
79 | 36,7 | 99 | 40,6 | 119 | 44,5 | 139 | 48,5 | 159 | 52,4 |
80 | 36,9 | 100 | 40,8 | 120 | 44,7 | 140 | 48,7 | 160 | 52,6 |
81 | 37,1 | 101 | 41,0 | 121 | 44,9 | 141 | 48,9 | ||
82 | 37,3 | 102 | 41,2 | 122 | 45,1 | 142 | 49,1 | ||
83 | 37,5 | 103 | 41,4 | 123 | 45,3 | 143 | 49,3 | ||
84 | 37,6 | 104 | 41,6 | 124 | 45,5 | 144 | 49,5 | ||
85 | 37,8 | 105 | 41,8 | 125 | 45,7 | 145 | 49,7 | ||
86 | 38,0 | 106 | 42,0 | 126 | 45,9 | 146 | 49,9 | ||
87 | 38,2 | 107 | 42,2 | 127 | 46,1 | 147 | 50,1 | ||
88 | 38,4 | 108 | 42,4 | 128 | 46,3 | 148 | 50,3 | ||
89 | 38,6 | 109 | 42,6 | 129 | 46,5 | 149 | 50,5 | ||
90 | 38,8 | 110 | 42,8 | 130 | 46,7 | 150 | 50,7 |
Tabel 4 Omrekentabel (in cm) kinderen 8jr+4mnd<lft≤10jr+1mnd
Lengte kind | Lengte sonde | Lengte kind | Lengte sonde | Lengte kind | Lengte sonde | Lengte kind | Lengte sonde | Lengte kind | Lengte sonde |
110 | 42,7 | 125 | 46,0 | 140 | 49,2 | 155 | 52,5 | 170 | 55,8 |
111 | 42,9 |
126 | 46,2 | 141 | 49,4 | 156 | 52,7 | 171 | 56,0 |
112 | 43,1 | 127 | 46,4 | 142 | 49,7 | 157 | 52,9 | 172 | 56,2 |
113 | 43,3 | 128 | 46,6 | 143 | 49,9 | 158 | 53,1 | 173 | 56,4 |
114 | 43,6 | 129 | 46,8 | 144 | 50,1 | 159 | 53,4 | 174 | 56,6 |
115 | 43,8 | 130 | 47,0 | 145 | 50,3 | 160 | 53,6 | 175 | 56,9 |
116 | 44,0 | 131 | 47,3 | 146 | 50,5 | 161 | 53,8 | ||
117 | 44,2 | 132 | 47,5 | 147 | 50,7 | 162 | 54,0 | ||
118 | 44,4 | 133 | 47,7 | 148 | 51,0 | 163 | 54,2 | ||
119 |
44,6 |
134 | 47,9 | 149 | 51,2 | 164 | 54,5 | ||
120 | 44,9 | 135 | 48,1 | 150 | 51,4 | 165 | 54,7 | ||
121 | 45,1 | 136 | 48,3 | 151 | 51,6 | 166 | 54,9 | ||
122 | 45,3 | 137 | 48,6 | 152 | 51,8 | 167 | 55,1 |
||
123 | 45,5 | 138 | 48,8 | 153 | 52,1 | 168 | 55,3 | ||
124 | 45,7 | 139 | 49,0 | 154 | 52,3 | 169 | 55,5 |
Tabel 5 Omrekentabel (in cm) kinderen >10jr+1mnd maanden
Lengte kind | Lengte sonde | Lengte kind | Lengte sonde | Lengte kind | Lengte sonde | Lengte kind | Lengte sonde | Lengte kind | Lengte sonde |
121 | 47,6 | 139 | 51,5 | 157 | 55,4 | 175 | 59,4 | 193 | 63,3 |
122 | 47,8 | 140 | 51,7 | 158 | 55,6 | 176 | 59,6 | 194 | 63,5 |
123 | 48,0 | 141 | 51,9 | 159 | 55,9 | 177 | 59,8 | 195 | 63,7 |
124 | 48,2 | 142 | 52,2 | 160 | 56,1 | 178 | 60,0 | 196 | 63,9 |
125 | 48,5 | 143 | 52,4 | 161 | 56,3 | 179 | 60,2 | 197 | 64,1 |
126 | 48,7 | 144 | 52,6 | 162 | 53,5 | 180 | 60,4 | 198 | 64,4 |
127 | 48,9 | 145 | 52,8 | 163 | 53,7 | 181 | 60,7 | 199 | 64,6 |
128 | 49,1 | 146 | 53,0 | 164 | 57,0 | 182 | 60,9 | 200 | 64,8 |
129 | 49,3 | 147 | 53,2 | 165 | 57,2 | 183 | 61,1 | 201 | 65,0 |
130 | 49,5 | 148 | 53,5 | 166 | 57,4 | 184 | 61,3 | 202 | 65,2 |
131 | 49,8 | 149 | 53,7 | 167 | 57,6 | 185 | 61,5 | 203 | 65,5 |
132 | 50,0 | 150 | 53,9 | 168 | 57,8 | 186 | 61,7 | 204 | 65,7 |
133 | 50,2 | 151 | 54,1 | 169 | 58,0 | 187 | 62,0 | 205 | 65,9 |
134 | 50,4 | 152 | 54,3 | 170 | 58,3 | 188 | 62,2 | 206 | 66,1 |
135 | 50,6 | 153 | 54,6 | 171 | 58,5 | 189 | 62,4 | 207 | 66,3 |
136 | 50,8 | 154 | 54,8 | 172 | 58,7 | 190 | 62,6 | 208 | 66,5 |
137 | 51,1 | 155 | 55,0 | 173 | 58,9 | 191 | 62,8 | 209 | 66,8 |
138 | 51,3 | 156 | 55,2 | 174 | 59,1 | 192 | 63,1 | 210 | 67,0 |