Curettage

In overleg met uw gynaecoloog heeft u besloten een curettage te ondergaan. Hier leest u informatie over de ingreep, mogelijke complicaties en de nazorg.

Curettage 

Tijdens een curettage zuigt of schraapt de gynaecoloog met een soort lepeltje of zuigbuisje, de curette, een laagje van het slijmvlies van de binnenkant van de baarmoeder weg. Een curettage wordt vaak voorafgegaan door een kijkoperatie (hysteroscopie) van de baarmoeder. Er zijn verschillende redenen om een curettage te doen: 

• verhelpen van overmatig bloedverlies;
• onderzoek van het slijmvlies;
• beëindigen van een spontane miskraam of zwangerschap.

Voor een curettage wordt u een ochtend of een middag opgenomen, meestal op de afdeling Dagverpleging, soms op de afdeling Gynaecologie. Meer informatie hierover kunt u lezen in de folder 'Dagopname'.

Vooraf 

Als u antistollingsmiddelen gebruikt, zoals Marcoumar, Sintrom of Ascal, is het nodig dat u een week voor de ingreep hier stopt. In overleg met de trombosedienst begint u na de ingreep weer met deze middelen.

De ingreep 

De curettage vindt plaats op de operatie-afdeling. Via een infuus in uw arm krijgt u de narcose toegediend. Als u op de operatietafel ligt, worden uw knieën gespreid in de beensteunen gelegd, zoals bij een gynaecologisch onderzoek. De gynaecoloog doet een inwendig onderzoek om de grootte en de ligging van de baarmoeder precies te bepalen. De schede en de huid eromheen worden gedesinfecteerd. Vervolgens brengt de arts een speculum of spreider in de schede. Dit houdt de schede open. Aangezien de baarmoederhals te nauw is om instrumenten door te laten, wordt deze eerst voorzichtig opgerekt. 

Dit gebeurt door het inbrengen van in grootte toenemende metalen staafjes. Daarna volgt de curettage. Met de curette wordt een laagje baarmoederslijmvlies weggeschraapt. Dit wordt voor verder onderzoek naar het laboratorium gestuurd. Als er poliepen in de baarmoeder zitten, worden deze met een speciale curette of een poliepentangetje verwijderd. 

Na de curettage 

• Na de ingreep gaat u eerst naar de uitslaapkamer. Daar wordt uw bloeddruk gemeten.
• Als u wakker bent, wordt u teruggebracht naar de afdeling. Het infuus wordt verwijderd. De verpleegkundige zal het vloeien controleren en eventueel de bloeddruk nog meten. U kunt gewoon drinken en eten. Na de ingreep komt uw gynaecoloog nog even bij u. Als u niet teveel vloeit en u zich goed voelt, mag u naar huis.
• De arts bespreekt met u of en wanneer u op de polikliniek wordt verwacht. U moet daarvoor zelf een afspraak maken. U krijgt een overdracht voor de huisarts mee.
• Zorgt u voor vervoer naar huis. Het is niet raadzaam om direct na de ingreep zelf aan het verkeer deel te nemen.

Nazorg 

• Na de curettage kunt u last hebben van pijnlijke buikkrampen. U kunt hiervoor pijnstillers, bijvoorbeeld paracetamol, innemen.
• Sommige patiënten voelen zich de eerste dagen niet erg fit. Dit verdwijnt vanzelf.
• De eerste tien tot veertien dagen na de ingreep kan nog licht bloedverlies optreden. In verband met infectiegevaar wordt u geadviseerd geen tampons te gebruiken en niet in bad te gaan of te zwemmen. U kunt wel douchen.
• Geslachtsverkeer mag pas weer nadat de bloeding is gestopt. Dit is meestal na één week.

Complicaties 

Complicaties komen weinig voor tijdens een curettage. De meest voorkomende is een gaatje (perforatie) in de baarmoederwand. Dit laatste kan een bloeding opleveren in de buik, maar over het algemeen geneest dit zonder problemen.
In de volgende gevallen moet u de dienstdoend gynaecoloog waarschuwen: 

• Koorts
• Buikpijn die langer dan twee dagen aanhoudt, of heviger wordt
• Hevig bloedverlies.

Vragen 

Als u na het lezen van deze informatie nog vragen hebt, bespreek deze dan met uw gynaecoloog voordat de curettage plaatsvindt. U kunt voor vragen na afloop tijdens kantooruren bellen met de polikliniek Gynaecologie: 088 - 005 77 40.