De operatie

Hoe bereidt u zich voor?

Een normale bloedstolling na de operatie is van erg belangrijk. Daarom mag u voor de operatie geen antistollingsmiddelen nemen. Deze middelen zorgen ervoor dat het bloed minder goed of niet stolt. Het gaat hierbij met name om pijnstillers die acetylsalicylzuur bevatten (Aspirine, Acetosal, Ascal etc.). Als u begeleid wordt door de trombosedienst en dus antistollingsmiddelen gebruikt, moet u dit absoluut melden aan uw behandelend KNO-arts. Ook moet u het vermelden als er in uw familie aangeboren bloedstollingsstoornissen voorkomen.

Hoe verloopt de operatie?

De operatie vindt plaats onder narcose. U merkt niets van de ingreep omdat u slaapt.

Wat gebeurt er na de operatie?

Direct na de ingreep heeft u pijn in de keel en moeite met slikken. De pijn kan uitstralen naar de oren. Als dat nodig is kunt u de verpleging om een pijnstiller vragen. Regelmatig koud water drinken is belangrijk en verlicht de pijn. U moet het schrapen van de keel voorkomen.

Meestal komt er na de operatie wat vers bloed uit de keel. Ook kunt u donker bloed braken. Dit is oud bloed dat tijdens de operatie in de maag terecht is gekomen. In sommige gevallen mag u dezelfde dag al naar huis. Autorijden direct na de operatie raden we af. U kunt dit controleren bij uw verzekeraar.

Welke risico’s en complicaties kunnen voorkomen?

Bij iedere operatie is er sprake van enig risico. In dit geval is het voornaamste risico een nabloeding. De kans op een nabloeding is de eerste zes uur na de ingreep het grootst. Bij een nabloeding ontstaat een bloeding onder het stolsel. Het is vaak voldoende om het stolsel te verwijderen zodat een nieuw en beter stolsel ontstaat. In ongeveer twee procent van de amandeloperaties bij volwassenen is het nodig om de nabloeding onder narcose te behandelen.